‘Heb je wel eens een normaal mens gezien? En …beviel het?’
Ken je deze slogan uit de jaren 80 nog? Nou heel eerlijk gezegd, bevallen ‘normale’ mensen mij maar matig. Het liefst ga ik om met ‘rare’ mensen.
Mijn vriendinnen zijn allemaal net als ik: een beetje vreemd. Dat levert volgens mij de fijnste contacten, de beste gesprekken en meeste lol op. Allemaal hebben we last van het verwachtingspatroon van ‘de normale maatschappij’. Allemaal hebben we de last van ons eigen rare hoofd. En van een jeugd waarin het een en ander is misgegaan. En allemaal hebben we een sticker met een of andere stoornis, diagnose, syndroom of aandoening.
De een heeft last van een fallus-achtige groente(A), de ander jongleert met een rijtje hoofdletters uit het begin van het alfabet(B) en de derde heeft een verzameling rare gewoonten die blijkbaar niet anders omschreven kunnen worden.(C)
Mijn ene vriendin Wendy wil graag altijd van tevoren weten waar ze aan toe is. Ik stond al eens samen met haar boven op een besneeuwde berg in Oostenrijk. Bovenaan de piste stonden we naast elkaar bij te komen van de spanning die de skilift bij ons veroorzaakt had. Ons doel: het dal. Ze vroeg me (doodop van de zenuwen) waar we heen moesten. Aangezien we maar één kant op konden was dat een vrij overbodige vraag. Maar toch wilde ze graag even afchecken of we écht naar beneden gingen.
Mijn andere vriendin Inge ken ik vanuit mijn studentenhuis. Ze klopte op de deur van mijn studentenkamer, lichtelijk in paniek. Ze zat alleen op haar kamertje. Daar was ze niet aan gewend. Ze werd opeens bang dat de wereld buiten haar studentenkamertje verdwenen was. Ze stak haar hoofd om mijn deur en vroeg of ze soms even thee mocht komen drinken op mijn kamer. Ze vertelde me waar ze bang voor was, dat alles opeens verdwenen zou zijn, en dat alles dan zwart was. Ik zei: Welnee, dan is alles toch wit? De vriendschap is nooit meer overgegaan.
Ikzelf heb last van chaos in mijn hoofd en chaos in mijn huis. Vroeger al, kon je je door mijn kinderkamer met moeite een pad banen. Tegenwoordig dreig ik te verzuipen in stapels vuile was die tot mijn oksels komen en maar niet klein te krijgen zijn. Ook dreigt de vuile was verstrikt te raken met de schone was. Overal waar ik kom laat ik een spoor van zoekgeraakte voorwerpen achter: sleutels, laders, telefoons, portemonnee, zonnebrillen, theedoeken, handcrème, jassen, dassen, mutsen en vesten.
Daar gaat weer zo’n stereotype brein.
Normale mensen noemen wij onderling laatdunkend neuro-typische mensen. Mensen met een stereotype brein. Dat zijn mensen die onthouden waar ze hun sleutels neerleggen. De woorden uitspreken die ze ook bedoelen, en nevenfuncties aankunnen. Vaak vertoeven ze in een vriendengroep. Nooit laten ze per ongeluk een scheet laten als ze bij hun schoonouders op de bank zitten. Ze schminken hun kinderen op verjaardagsfeestjes en gaan op gezette tijden naar bed om ook daadwerkelijk te slapen. Ze worden blij van verrassingen en gaan backpacken naar Australië.
Om ook maar bij benadering te begrijpen hoe mijn hoofd, mijn leven en mijn huishouden chronisch (dis-) functioneren, moet je op zijn minst een béétje een raar hoofd hebben. Gelukkig is het bij het rariteitenkabinet aan vreemde vogels om mij heen is het vaak een feest van herkenning. Omdat we gelijksoortige ervaringen hebben begrijpen we elkaar vaak al met een half woord. Je hoeft dan niet meer uit te leggen wáárom je iets moeilijk vindt. De ander snapt je maar al te goed.
Misschien is normaal zijn eigenlijk pas echt raar.
A = Asperger
B = ADHD, ADD
C = PDD-NOS